Het ziekenhuis, of liever de dokter van de afdeling, was duidelijk in zijn uitspraak. Uitzaaiingen, overal uitzaaiingen. Wij wisten het maar namen het hem kwalijk dat hij dat op zo’n brute manier bracht. Zal wel zelfbescherming geweest. Als ik het gezegd heb dan ben ik er vanaf.
De longen en het hele lichaam. Hij was bang geweest voor deze dag, die langzaam maar toch veel sneller dan verwacht was gekomen. Hij was tegen de behandeling, tenminste hij wist, gewoon om dat het dagelijks in de kranten stond, dat er nog niets gevonden was om de ziekte te bestrijden. De ziekte is als een onwelkome gast in je leven, waarvan je weet dat ie nooit meer weggaat. Eens zal die ziekte bestreden kunnen worden , maar het is nu nog geen eens een beetje te behandelen. We moeten werken met de middelen die we hebben en we hebben eigenlijk geen middelen.
50 Jaar geleden was het begonnen, zijn liefde wel te verstaan. Liefde op het eerste gezicht. Hij weet nog precies wat dat voor hem betekende. Een blikseminslag, verkocht in 1 minuut. Zou ook nooit meer overgaan. Tijdens al zijn reizen en avonturen was er altijd dat baken, de vlam in de verte, die hem een veilige haven zou bieden. Van waar ook op de grote ronde wereld, die lamp was er altijd. Door dik en dun , was haar motto. In goede en slechte tijden. Was hij wel zo sterk, zou hij dat wel aankunnen?
Hij moest even over de walging , van die gedachten heenstappen, walging omdat hij er überhaupt over nadacht.
Natuurlijk het heen en weer rijden was niks, de dagelijkse bezoekuren, waren vol met tranen van ongeloof en verdriet. Verdriet omdat zijniet zonder elkaar konen en dat ook wisten. Onzekerheid over, hoe lang nog en wanneer en hoe en met wie of alleen, zij samen.
Met of zonder kinderen of helemaal alleen.
Er moest een kamer worden ingericht en hen werd verteld dat het ziekenhuis via een zorginstelling voor al het benodigde zou zorgen. Een aparte kamer en extra zorg als dat nodig zou blijken. Een vreemde in huis, extra handen aan het bed, de kranten schrijven er over, maar het bestaat.
Hij kan niet alleen slapen, haar ademhaling maakt hem rustig haar bewegingen in de nacht stelden hem gerust. Tenminste dat was zo, maanden geleden voordat het begon. De lijdensweg, daarna, de transfusies, de chemo, de pijn , de hoop.
Hoop is uitgestelde teleurstelling, riep hij altijd. Als grapje , nu weet hij dat het waar is!
Hoop en God, waar is God nu wij hem nodig hebben. Hij heeft hem de afgelopen jaren een beetje links laten liggen, maar dat was toch wel zijn eigen schuld , zijn vertegenwoordigers op aarde hebben zich schandelijk gedragen. Eigenlijk was het zijn god niet meer. De vertegenwoordigers van andere Goden hebben zich niet veel beter gedragen, dus daar had hij ook niet zoveel mee. Homo’s van torens afgooien, dat is niet zijn ding, maar gekken in deze wereld deden dat in de naam van Allah. Geen andere goden dus.
Samen naar huis, dat zou toch het beste zijn en dan maar hopen, daar heb je dat woord weer, dat het een beetje zou gaan. Ze zouden in ieder geval bij elkaar zijn, dag en nacht en de dokter zou hen regelmatig bezoeken.
De kamer werd ingericht zo goed als mogelijk en met alle middelen die’t haar gemakkelijk zouden maken om zo goed mogelijk te functioneren. Er was zelfs ruimte voor extra apparatuur en de mogelijkheid om wanneer nodig een infuus aan te leggen.
De dag van vertrek uit het ziekenhuis was aangebroken en ondanks de ellende waren ze blij dat ze die verzameling van opgestapelde narigheid, de steriele omgeving en de nietszeggende zusters konden verlaten.
Naar huis, een groot woord voor het appartement in het bos. Weggestopt achter bomen en alleen zichtbaar voor de zon en de regen. Maar het was hun thuis, en daar had zij voor gezorgd, zoals zij overal voor gezorgd had. hij was en is nog steeds een beetje een botte boer als het gaat om het huishouden. Stofzuigen vind hij prima en de vaat en wasmachine inruimen ook, maar voor de rest. Niet zijn ding. Nu moest hij wel en hij wilde ook, als het moest tien jaar, als hun dat gegeven zou zijn. De eerste avond ging het prima, opluchting had de overhand en de blijheid van het samenzijn schoof hun zorg aan de kant. Zij lag alleen in de kamer, de bedoeling was dat ze dan ongestoord kon slapen en wakker worden in haar eigen tempo.
Ook privacy bij de verzorging, zo had het ziekenhuis gezegd, was belangrijk. Dus
dat gold ook voor hem in de andere kamer.
In die grote slaapkamer zoemde de airco, een geluid waar je aan verslaafd kunt raken naast het comfort dat het geeft op klamme Hollandse avonden. En dat zijn er veel.
In de kleine, haar slaapkamer voelde je de koelte wel maar het geluid hoorde je niet.
Na een week waren ze gewend, gewend niet echt, het licht in die andere kamer bleef te lang aan en soms hoorde hij geluiden, die hij niet thuis kon brengen.
Het was zwaar, dat bleek elke dag weer en het werd zwaarder en het bed links van hem was leeg.
Het Kom je bij me slapen!
Het ziekenhuis, of liever de dokter van de afdeling, was duidelijk in zijn uitspraak. Uitzaaiingen, overal uitzaaiingen. Wij wisten het maar namen het hem kwalijk dat hij dat op zo’n brute manier bracht. Zal wel zelfbescherming geweest. Als ik het gezegd heb dan ben ik er vanaf.
De longen en het hele lichaam. Hij was bang geweest voor deze dag, die langzaam maar toch veel sneller dan verwacht was gekomen. Hij was tegen de behandeling, tenminste hij wist, gewoon om dat het dagelijks in de kranten stond, dat er nog niets gevonden was om de ziekte te bestrijden. De ziekte is als een onwelkome gast in je leven, waarvan je weet dat ie nooit meer weggaat. Eens zal die ziekte bestreden kunnen worden , maar het is nu nog geen eens een beetje te behandelen. We moeten werken met de middelen die we hebben en we hebben eigenlijk geen middelen.
50 Jaar geleden was het begonnen, zijn liefde wel te verstaan. Liefde op het eerste gezicht. Hij weet nog precies wat dat voor hem betekende. Een blikseminslag, verkocht in 1 minuut. Zou ook nooit meer overgaan. Tijdens al zijn reizen en avonturen was er altijd dat baken, de vlam in de verte, die hem een veilige haven zou bieden. Van waar ook op de grote ronde wereld, die lamp was er altijd. Door dik en dun , was haar motto. In goede en slechte tijden. Was hij wel zo sterk, zou hij dat wel aankunnen?
Hij moest even over de walging , van die gedachten heenstappen, walging omdat hij er überhaupt over nadacht.
Natuurlijk het heen en weer rijden was niks, de dagelijkse bezoekuren, waren vol met tranen van ongeloof en verdriet. Verdriet omdat zijniet zonder elkaar konen en dat ook wisten. Onzekerheid over, hoe lang nog en wanneer en hoe en met wie of alleen, zij samen.
Met of zonder kinderen of helemaal alleen.
Er moest een kamer worden ingericht en hen werd verteld dat het ziekenhuis via een zorginstelling voor al het benodigde zou zorgen. Een aparte kamer en extra zorg als dat nodig zou blijken. Een vreemde in huis, extra handen aan het bed, de kranten schrijven er over, maar het bestaat.
Hij kan niet alleen slapen, haar ademhaling maakt hem rustig haar bewegingen in de nacht stelden hem gerust. Tenminste dat was zo, maanden geleden voordat het begon. De lijdensweg, daarna, de transfusies, de chemo, de pijn , de hoop.
Hoop is uitgestelde teleurstelling, riep hij altijd. Als grapje , nu weet hij dat het waar is!
Hoop en God, waar is God nu wij hem nodig hebben. Hij heeft hem de afgelopen jaren een beetje links laten liggen, maar dat was toch wel zijn eigen schuld , zijn vertegenwoordigers op aarde hebben zich schandelijk gedragen. Eigenlijk was het zijn god niet meer. De vertegenwoordigers van andere Goden hebben zich niet veel beter gedragen, dus daar had hij ook niet zoveel mee. Homo’s van torens afgooien, dat is niet zijn ding, maar gekken in deze wereld deden dat in de naam van Allah. Geen andere goden dus.
Samen naar huis, dat zou toch het beste zijn en dan maar hopen, daar heb je dat woord weer, dat het een beetje zou gaan. Ze zouden in ieder geval bij elkaar zijn, dag en nacht en de dokter zou hen regelmatig bezoeken.
De kamer werd ingericht zo goed als mogelijk en met alle middelen die’t haar gemakkelijk zouden maken om zo goed mogelijk te functioneren. Er was zelfs ruimte voor extra apparatuur en de mogelijkheid om wanneer nodig een infuus aan te leggen.
De dag van vertrek uit het ziekenhuis was aangebroken en ondanks de ellende waren ze blij dat ze die verzameling van opgestapelde narigheid, de steriele omgeving en de nietszeggende zusters konden verlaten.
Naar huis, een groot woord voor het appartement in het bos. Weggestopt achter bomen en alleen zichtbaar voor de zon en de regen. Maar het was hun thuis, en daar had zij voor gezorgd, zoals zij overal voor gezorgd had. hij was en is nog steeds een beetje een botte boer als het gaat om het huishouden. Stofzuigen vind hij prima en de vaat en wasmachine inruimen ook, maar voor de rest. Niet zijn ding. Nu moest hij wel en hij wilde ook, als het moest tien jaar, als hun dat gegeven zou zijn. De eerste avond ging het prima, opluchting had de overhand en de blijheid van het samenzijn schoof hun zorg aan de kant. Zij lag alleen in de kamer, de bedoeling was dat ze dan ongestoord kon slapen en wakker worden in haar eigen tempo.
Ook privacy bij de verzorging, zo had het ziekenhuis gezegd, was belangrijk. Dus
dat gold ook voor hem in de andere kamer.
In die grote slaapkamer zoemde de airco, een geluid waar je aan verslaafd kunt raken naast het comfort dat het geeft op klamme Hollandse avonden. En dat zijn er veel.
In de kleine, haar slaapkamer voelde je de koelte wel maar het geluid hoorde je niet.
Na een week waren ze gewend, gewend niet echt, het licht in die andere kamer bleef te lang aan en soms hoorde hij geluiden, die hij niet thuis kon brengen.
Het was zwaar, dat bleek elke dag weer en het werd zwaarder en het bed links van hem was leeg.
Het geluid wat hij hoorde bleken snikken, hij luisterde stiekem aan de deur, snikken.
Die idioten in dat ziekenhuis. 40 jaar samen en nu dit.
hij kon niet anders dan de deur te openen en haar in haar betraande ogen te kijken en de vraag stellen, die hij lang geleden stelde toen ze nog studeerden en voor de vorm in verschillende studentenhuizen woonden.
“ kom je bij me slapen”