Het Nederlandse bestuur is geen regering meer, het is een kapot draaimolenbedrijf. Een machine die al piepend en krakend rondjes draait, terwijl de bestuurders elkaar feliciteren dat ze “stabiliteit” hebben geleverd, terwijl iedereen die erin zit kotsend uit de stoeltjes hangt.
Ze noemen zichzelf “pragmatisch”, maar feitelijk is het uitstellen, doorschuiven en pappen-en-nathouden. Grote crises worden niet opgelost, maar in stukjes gehakt en in commissies gestopt, tot iedereen vergeten is waar het ook alweer over ging.
• Toeslagenaffaire: duizenden levens kapotgemaakt, gezinnen gesloopt, en de verantwoordelijken? Die zitten doodleuk weer in de Kamer, of schuiven door naar de Raad van State. Straf? Nul.
• Woningmarkt: jarenlang beleid om huizen vooral tot beleggersspeeltjes te maken. Resultaat: starters kansloos, huren absurd, en een generatie die langer bij hun ouders woont dan ooit.
• Zorg en onderwijs: personeel weggepest, werkdruk krankzinnig, alles onder het mom van “efficiëntie”. Managers wel rijk, uitvoerenden opgebrand.
• Klimaat en stikstof: eindeloos getreuzel. Boeren in onzekerheid, natuur kapot, en telkens weer “we moeten draagvlak zoeken”. Lees: we durven geen keuzes te maken.
• Bestuurscultuur: beloofden “nieuw elan” na Rutte-III. Wat kregen we? Exact hetzelfde draaiboek: liegen, herinneringen kwijt, alles achter gesloten deuren, en vervolgens een persconferentie waarin wordt gedaan alsof transparantie een vies woord is.
Het bestuur in Nederland is een banencarrousel van middelmatigheid. Wie faalt, krijgt een lintje, een adviesfunctie of een zetel in Brussel. Wie het land wil dienen, brandt op en vertrekt.
Kortom: Nederland wordt bestuurd alsof het een veredelde studentenvereniging is: veel gelach, veel commissies, maar nul verantwoordelijkheid.
Wat zich in Nederland “bestuur” noemt, is in de praktijk een toneelstuk. Ministers zijn acteurs, de Kamer is het publiek, en de echte macht ligt bij lobbyclubs, multinationals en adviesbureaus. Het volk mag één keer in de vier jaar een stemformulier invullen, waarna die stem direct wordt vermalen tot regeerakkoorden van 200 pagina’s vol compromissen die niemand heeft gelezen, laat staan gewild.
De kernproblemen:
1. Bestuurlijke lafheid
Nederlandse bestuurders durven geen pijnlijke beslissingen te nemen. Ze schuiven liever alles vooruit. Crisis na crisis wordt “over de verkiezingen heen getild”. Zo creëer je dus eindeloze stilstand.
2. Doofheid voor de samenleving
Tienduizenden mensen gingen de straat op voor woonprotesten, klimaatmarsen, zorgstakingen. Wat deed Den Haag? Nog een ronde overlegtafels. Het volk praat, Den Haag vergadert.
3. Banencarrousel & vriendjespolitiek
Een minister die faalt, mag niet naar huis – die gaat gewoon door naar een goedbetaalde functie bij de EU, de Raad van State of een bank. Politieke verantwoordelijkheid is hier een fictief begrip. Het is meer: wie faalt, promoveert.
4. Klaplopend parlement
De Tweede Kamer zou controleur moeten zijn. In werkelijkheid is het een toneel vol mediashows en selectieve verontwaardiging. De helft van de tijd speelt men voor de camera, de andere helft stemt men braaf mee met wat het kabinet dicteert.
5. Technocratisch moeras
Beleid wordt niet meer in begrijpelijke taal gemaakt, maar in juridisch ambtelijk jargon. Zo kun je elk falen verhullen als een “complex proces” of “een ongelukkige uitvoeringspraktijk”. Niemand is ooit schuldig, alles is een “systeemfout”.
En ondertussen?
• De zorg loopt leeg.
• De onderwijssector kraakt.
• De defensie is zo uitgekleed dat we bij de eerste de beste crisis alleen nog maar helmen kunnen sturen.
• De burger betaalt zich blauw aan belastingen, maar krijgt er infrastructuur, veiligheid en bestaanszekerheid voor terug die steeds verder afbrokkelt.
Nederland is geen hoogontwikkeld polderland meer. Het is een bedrijf in surseance van betaling: bestuurders innen nog even hun bonussen, terwijl de vloer al in brand staat.
wij spreken